top of page
_MG_8947.JPG

OVER EDZARD KROL

Edzard (Eddy) Krol (Groningen, 1938) is autodidact, en schildert en tekent sinds 1955. Hij woont in Beetsterzwaag.

De getoonde werken maken slechts een klein deel uit van zijn oeuvre. Hij heeft veel meer schilderijen en tekeningen gemaakt.

 

Wilt u meer over weten of een van de getoonde werken kopen (ze zijn niet allemaal te koop), dan kunt u contact met hem opnemen via e-mail: gerda.eddy@planet.nl, telefoon: 0512-381513.

'Een oeuvre dat in het geheel niet rationeel is, maar zacht en vloeibaar'

Toespraak van Gerrit Krol tijdens de opening op 1 december 2001 in Galerie De Vis in Harlingen van een expositie van Eddy Krol en Otto Krol.

"Niet iedereen heeft twee broers die allebei een schilderstalent zijn. Nu zij gezamenlijk exposeren is het voor mij een buitenkansje en een eer, ze beiden te mogen toespreken en ze met een kort woord bij u in te leiden.

Eddy schildert al zo'n veertig jaar en wat mij al jaren opvalt als ik zijn werk zie, op groepstentoonstellingen maar ook bij vele vrienden en bekenden thuis, is het blauw in zijn werk. 'Ik heb moeite', schreef hij mij, 'geen blauw te gebruiken.' Het zijn vaak de luchten, maar het is niet het blauw van de onbewolkte hemel, nee het zijn zoals ik het zie meestal regenluchten, die ook blauw kunnen zijn, een weemoedige kleur. Maar het is niet alleen de kleur. Ook in zijn voorstellingen is hij zeer herkenbaar. Een verlaten huis, een blind huis, een verlaten boot, een lege haven, een leeg voetbalveld – soms overgecompenseerd door grote koppen, die maar nauwelijks in de hun toegemeten ruimte passen. Opmerkelijk is wat hij daar zelf over schrijft: 'een schilderij waarop iets staat dat ver weg is.' Vraag is namelijk, hoe schilder je dat. Iets dat ver weg is is vaak niet veel groter dan een punt – hoe vul je daar het doek mee. Ik heb thuis een schilderijtje dat, denk ik, illustreert wat Eddy nastreeft: een eenzaam huis, duidelijk en dichtbij, maar nee, het staat heel ver weg doordat het op de horizon staat. Waardoor het ook veel groter lijkt. Zoals ook de zon en de maan groter lijken naarmate ze dichterbij de horizon staan. Verder weg en niettemin dreigender. Dat is wat sommige van zijn schilderijen die apocalyptische signatuur geeft, welke hier en daar wordt geneutraliseerd door de mens dichterbij te halen, dat wil zeggen alleen hun oprechte koppen, en te laten zien hoe onschuldig deze wereld is. (....)

Zo heb ik me dan laten verleiden een rationele voorstelling te geven van een oeuvre dat in het geheel niet rationeel is, maar zacht en vloeibaar en – zoals ik iemand heb horen zeggen – 'een zachtmoedige uitstraling heeft'.

Wat het werk van Otto gemeen heeft met dat van Eddy en met de boeken die ik schrijf, is dat het grotendeels ontstaan is in de avonduren. Voor een schilderij is dat bijzonder want daar heb je immers noorderlicht voor nodig, neutraal licht. Eddy trekt zich daar niet veel van aan, en Otto helemaal niet. die schildert, schrijft hij mij, 'bij tl-licht. 's Zomers, als het mooi weer is, schijnt de avondzon op de ezel. Het is dan moeilijk schilderen, maar ik zet toch door.' Hij zet door door de zon zelf te schilderen. Je kunt dat zien aan de vrolijke gezelschappen die hij neerzet, zo aanstekelijk dat vorig jaar op de RAI alles wat tentoon hing een koper vond. Uitverkocht.

De laatste tijd schildert Otto gebouwen, niet eenzaam en weemoedig zoals die van zijn broer, maar dicht opeen, stads. Betonplaten die te raden geven of ze onderkanten dan wel zijkant zijn. Luchten die blinde muren blijken te zijn. Plassen licht in de zonneschijn. Je ziet soms dat de zon inderdaad heeft mee helpen schilderen. En er is nog een opmerking die mij bevalt. Hij schrijft: 'als er zich een storende factor aandient, probeer ik daar gebruik van te maken.' Een storende factor is in principe een vijandige factor, die het werk vernielen kan. Ik denk daarbij met instemming aan een uitspraak van Dubuffet. Die zei: 'Het doel van schilderen is leven te brengen op een oppervlak dat per definitie tweedimensionaal is en zonder diepte. Je verrijkt dat oppervlak niet door te gaan werken met reliefs of arceringen; nee, je vernielt het en maakt het voor gebruik ongeschikt.'

Wie niet breken kan – zeg ik – niet snijden en vernietigen, is geen kunstenaar.

Eddy, Otto en ik – wij werken niet naar de natuur, maar laten zoveel mogelijk de natuur het werk doen."

bottom of page